Textbestandteil ::
Augustinus (Pseudo) (²VL 1, Sp. 531-543 + ²VL 11, Sp. 188f.): Predigt 'Vander ontfaermherticheit ende goddienstighen ghebede dat vierde sermoen' (Predigt 4)

Enthalten in:	Brüssel, Bibliothèque Royale / Koninklijke Bibliotheek Albert I.. ms. 2283-84 S. Augustin. Discours, en flamand.
lfd. Nr.:	4
Foliierung:	12^r-17^r
Verfasser:	Augustinus (Pseudo) (²VL 1, Sp. 531-543 + ²VL 11, Sp. 188f.)
Bezeichnung/Überschrift:	Predigt 'Vander ontfaermherticheit ende goddienstighen ghebede dat vierde sermoen' (Predigt 4)
Incipit:	Mijn alre liefste broeders, ic en ghedinke mit niet ghelesen te hebben dat hi in quader doot verdorven is die gheerne in desen levene woude oefenen die werken der caritaten of der goerdertierenheit, Want die goerdertieren mensche heeft veel bidders ende die ghene die die werken der caritaten blidelic oufent. Want …
Explicit:	… volghen. Laet ons leeren van hem die werke der caritaten sterkeliken te oufenen sonder onderlaet ende oufenende so selen wi verdienen bider gracien gods te sein gode van aenschijn also als hi is. Dat hi ons verleenen moet, hi die daer is die doghet ende zalicheit alle der helighen. Amen.
Texttyp:	Predigt
Literatur:	Ruh, K., Augustinus, in: ²VL 1 (1978), Sp. 531-543 + ²VL 11 (2004), Sp. 188f.
Parallelbestand ermitteln Parallelbestand verbergen 14315

Eingestellt am: 14. Mär 2018 20:03
Letzte Änderung: 14. Mär 2018 20:12
URL zu dieser Anzeige: https://pik-test.ku.de/id/eprint/14315/

Textbestandteil :: Augustinus (Pseudo) (2VL 1, Sp. 531-543 + 2VL 11, Sp. 188f.): Predigt 'Vander ontfaermherticheit ende goddienstighen ghebede dat vierde sermoen' (Predigt 4)